Marifonie is één van de ‘traditionele’ RIS-technologieën. Sinds 1 januari 1995 heeft de CCR schepen met machineaandrijving, met uitzondering van kleine vaartuigen die met een AIS-apparaat zijn uitgerust, tot uitrusting met marifonie verplicht.
Marifoonverkeer in de binnenvaart maakt radiocommunicatie voor specifieke doeleinden mogelijk door het gebruik van overeengekomen kanalen en operationele procedures (categorieën van diensten). Marifoonverkeer in de binnenvaart omvat vijf categorieën van diensten:
Van deze vijf categorieën zijn alleen de eerste drie belangrijk voor RIS. Marifoonverkeer maakt directe en snelle communicatie mogelijk tussen schipper, vaarwegbeheerders en havenautoriteiten. Marifoonverkeer is zeer geschikt voor directe, dringend benodigde informatie.
In het marifoonverkeer tussen schepen onderling, nautische informatie en van schepen naar havenautoriteiten, moet de overdracht van berichten uitsluitend gericht zijn op de veiligheid van mensen, verplaatsingen en de veiligheid van schepen.
Voor de Rijn wordt vaarweginformatie via marifoon in de categorie nautische informatie (wal/schip) overgebracht:
De via marifoon over te brengen urgente en dynamische informatie betreft bijvoorbeeld:
In de categorie nautische informatie kunnen ‘mededelingen aan de scheepvaart’ worden verzonden in de vorm "Aan alle schepen" als:
De Rijn moet volledig door de VHF-basisstations voor scheepvaartinformatie zijn afgedekt.
Marifoonverkeer in de binnenvaart op de Rijn of andere voor de binnenvaart openstaande waterwegen is gebaseerd op de volgende voorschriften en regels:
De uitvoeringsbepalingen van de marifonie op de Rijn en op andere Europese binnenwateren zijn in het Handboek voor de Marifonie in de binnenvaart vermeld. Het Handboek voor de Marifonie in de binnenvaart wordt op basis van de Regionale overeenkomst betreffende de radiocommunicatiedienst in de binnenvaart gezamenlijk door de secretariaten van de Donaucommissie, Moezelcommissie en van de CCR uitgegeven. Het handboek is onderverdeeld in een Algemeen deel dat gegevens en aanwijzingen omvat die belangrijk zijn voor alle waterwegen die openstaan voor de binnenvaart van de genoemde Verdragsluitende Staten, en in Regionale delen, waarin telkens gegevens voor een bepaald gebied van voor de binnenvaart opengestelde waterwegen zijn samengevoegd. Het Algemene deel van het Handboek voor Marifonie in de Binnenvaart dient altijd aan boord van een schip zijn, wanneer het gebruik van radio verplicht is. Het Regionale deel van het Handboek voor Marifonie in de Binnenvaart dat de gebieden van de voor de binnenvaart opengestelde waterwegen omvat, waarop het schip op dat moment vaart en waar het op zijn verdere reis zal varen, moet ook aan boord zijn.
Met Besluit 2001-II-18 heeft de CCR het Handboek voor Marifonie in de Binnenvaart aangenomen en tegelijkertijd de opdracht gegeven aan het Comité Politiereglement om jaarlijks op eigen initiatief het regionale deel van het handboek van de Werkgroep Politiereglement te leveren.
Het algemene deel van het Handboek voor de Marifonie in de binnenvaart wordt momenteel geactualiseerd.
Radar is het belangrijkste hulpmiddel in de binnenvaart voor de tactische verkeersinformatie.
De technische eisen voor scheepsradar in de binnenvaart werden ontwikkeld in het kader van de CCR en met Besluit 1989-II-35 in een zelfstandig reglement vastgelegd. Met Besluit 2008-II-11 werden de eisen herzien en werden deze net zoals alle andere technische eisen voor scheepsuitrustingen geïntegreerd in het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn. Ook in Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad werden deze eisen opgenomen. Hetzelfde geldt voor de bochtaanwijzers.
Het gebruik van radar voor de Rijnvaart wordt geregeld door artikel 4.06 van het Rijnvaartpolitiereglement. Schepen hebben onder meer alleen toestemming om radar te gebruiken op het moment dat ze zijn uitgerust met een toestel voor het weergeven van de draaisnelheid (bochtaanwijzer). Radarapparatuur en bochtaanwijzers moeten bovendien conform artikel 7.06, eerste lid,, evenals Bijlage M, deel I (radarinstallaties) en deel II (bochtaanwijzers) van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn door een bevoegd orgaan zijn goedgekeurd en in overeenstemming met Bijlage M, deel III door een erkend bedrijf worden ingebouwd. Bijlage M, deel IV bevat het voorbeeld van de verklaring over de inbouw en het functioneren van radarinstallaties en bochtaanwijzers die het deskundig bedrijf na montage moet invullen.
De CCR houdt overzichten bij conform Bijlage M, deel V van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn,
Navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers die vanaf 1 januari 1990 en vóór 1 december 2009 op grond van de Voorschriften omtrent de minimum eisen en keuringsvoorschriften voor radarinstallaties voor de Rijnvaart evenals de Voorschriften omtrent de minimum eisen en keuringsvoorschriften voor bochtaanwijzers voor de Rijnvaart werden toegelaten, mogen verder nog worden ingebouwd en worden gebruikt, wanneer er een geldige inbouwvergunning op basis van de inbouwvoorschriften en de controle van het functioneren van navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers voor de Rijnvaart, of van Bijlage M deel III van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn beschikbaar is. In overeenstemming met de voornoemde voorschriften houdt de CCR overzichten bij.
De precieze regels voor het verdere gebruik van oudere navigatieradarinstallaties en bochtaanwijzers worden uiteengezet in hoofdstuk 24 van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn.
De Rijnoeverstaten plaatsen vooral op nautisch moeilijke of bijzonder drukke aftakkingen van de Rijn walradar om voor de verkeerscentrales (districtcentrales, verkeersposten) een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de actuele verkeerssituatie mogelijk te maken.