Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Inleiding

Dit onderwerp wordt behandeld door het Comité Gevaarlijke Stoffen.

De bepalende regeling is het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN).

De Centrale Commissie heeft bovendien de aanzet gegeven tot het uitwerken van veiligheidsrichtlijnen bij het laden en lossen van tankschepen (ISGINTT).

Top

Comité Gevaarlijke Stoffen (MD)

Opdracht van het Comité

  • Herziening en ontwikkeling van het ADN-verdrag
  • Samenwerking bij kwesties inzake de inwerkingtreding en actualisering van het ADN-verdrag (groep WP.15 / AC.2 van de UN-ECE) evenals aanpassing aan andere regelingen
  • Begeleiding van de regeling en de opleiding tot functionaris gevaarlijke stoffen
  • Analyse van de ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen waren betrokken en de daaruit verworven inzichten
  • Preventie van watervervuiling als gevolg van ongevallen
  • Specifieke vlootveiligheidsproblemen: ontgassen, dubbelwandige schepen
  • Verbeteringen op de interface schip/land bij het laden/lossen van gevaarlijke stoffen

Voorzitterschap van het Comité: Dhr. EL KAHLOUN, Deskundige van de Belgische delegatie
Secretariaat: Dhr. KEMPMANN

Kalender vergaderingen

Top

Het verdrag inzake gevaarlijke stoffen

Het ADN is op 1 januari 2011 in werking getreden.

Het verdrag kan worden gedownload van: http://www.unece.org/trans/main/dgdb/ac2/ac2age.html

kan worden besteld op: http://www.unece.org/trans/danger/publi/adn/adnpublications.html

Top

Ontstaansgeschiedenis van de verordening gevaarlijke stoffen

Al in de 19e eeuw (1838) ontwikkelde de Centrale Commissie speciale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals buskruit, springstoffen, giftige en bijtende stoffen) over de Rijn.

Het ADNR dateert van 1971. Op 1 januari 1995 werd een nieuwe versie van kracht. Deze nieuwe versie werd vervolgens grondig geherstructureerd om de verordeningen voor het ADR over de weg en het RID met elkaar in overeenstemming te brengen (hoofdstuk 1.3 van alle drie de verordeningen bevat nu bijvoorbeeld geharmoniseerde voorschriften voor opleiding van het personeel). De daaraan gerelateerde werkzaamheden werden in 2002 afgerond en de nieuwe, geherstructureerde versie werd in 2003 van kracht.

Top

Recente ontwikkeling

In mei 2008 actualiseerde de CCR het ADNR met besluit 2008-I-25 127 kB 111 kB 127 kB om twee belangrijke wijzigingen door te voeren ten behoeve van

  • de opname van nieuwe criteria voor het risico van stoffen voor het aquatische milieu en de gezondheid evenals
  • de stapsgewijze overgang van enkelwandige naar dubbelwandige schepen (persbericht van mei 2008).

Nadat de CCR in 1995 contact had opgenomen met de UN-ECE, was deze daarna intensief betrokken bij de uitwerking van het Europese verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren. De desbetreffende werkzaamheden werden met de totstandkoming van een verdrag op 26 mei 2000 in Genève afgerond. Het nieuwe verdrag met de naam ADN werd op 29 februari 2008 van kracht. De verordening bij dit verdrag richt zich inhoudelijk sterk naar het ADNR. Op 28 februari 2009 werd een geactualiseerde versie van de verordening van kracht. De CCR heeft daarom besloten dat de verordening het ADNR na een overgangsperiode op 1 januari 2011 verving. Het betreffende besluit werd door de CCR door toepassing van de in de Akte van Mannheim toegekende competenties genomen en voorziet verschillende invoeringsmaatregelen (besluit 2009-II-20 90 kB 89 kB 88 kB ).

Parallel aan deze ontwikkeling heeft de Europese Gemeenschap een Richtlijn betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (Richtlijn 2008/68/EG van het Europese Parlement en Raad van 24 september 2008) aangenomen. Deze nieuwe richtlijn verklaart het ADN-Verdrag voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over binnenwateren binnen een lidstaat of van het ene lidstaat in het andere uiterlijk op 30 juni 2011 bindend.

Top

Structuur van het Reglement over het vervoer van gevaarlijke stoffen

Structuur van het ADN

Deel 1Algemene voorschriften
Deel 2Classificatie
Deel 3Lijst van gevaarlijke goederen, bijzondere bepalingen evenals vrijstellingen in verband met het vervoer van gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden
Deel 4Gebruik van verpakkingen en tanks
Deel 5Procedures voor de verzending
Deel 6Voorschriften voor de constructie en beproeving van verpakkingen, intermediate bulk containers (IBC’s), grote verpakkingen, tanks en containers voor bulkgoederen
Deel 7Voorschriften voor het laden, vervoeren, lossen en de overige behandeling van de lading
Deel 8Voorschriften voor de bemanning, de uitrusting, de exploitatie van de schepen en de documenten
Deel 9Constructievoorschriften
Top

Nieuwe maatregelen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Harmonisering

Bij het streven om harmonisering van de internationale regelingen te bespoedigen heeft de CCR voor zijn verordening inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn besloten tot dezelfde wijzigingen als die in de verordeningen inzake het vervoer over de weg (ADR), vervoer over het spoor (RID) en vervoer over zee (IMDG-code) beoogd zijn. Tot deze wijzigingen behoort ook een nieuwe versie van de voorschriften inzake het vervoer van radioactieve stoffen. Verder werden bepalingen van kracht met betrekking tot de markering van stukgoed met milieugevaarlijke stoffen.

Aanpassing aan de stand der techniek

Voor standaardtankschepen op de Rijn is op basis van ervaringen uit de praktijk de maximaal toegestane inhoud van ladingtanks begrensd op 380 m3. De nieuwe rijntankschepen evenals de containerschepen hebben nu echter afmetingen tot 135 m x 22,50 m, terwijl de norm traditioneel bij 110 m x 11,40 m ligt. Vergroting van de scheepsafmetingen waarbij de hierboven genoemde maximaal toegestane inhoud van de ladingtank van kracht blijft, zou tot een toename van het aantal ladingtanks en daarmee armaturen (aansluitingen, ventielen, meetinstrumenten etc.) leiden. Dankzij een door het Nederlandse instituut TNO ontwikkelde methode kan een ladingtankinhoud van meer dan 380 m3 worden toegestaan zonder dat de risico's daarbij toenemen. Volgens deze methode worden tankschepen beoordeeld op type, waarbij de energieopnamecapaciteit bij botsingen boven die van een standaardschip ligt. Deze methode is in het ADNR opgenomen. Naast het toelaten van grotere ladingtanks zijn in dit kader ook andere beunwandbreedtes mogelijk die afwijken van de standaardbreedte van 80 cm, evenals de toepassing van nieuwe materialen.

Vervoer van stoffen in tankschepen die gevaar opleveren voor het milieu en de gezondheid

Door de milieurampen die door ongevallen met schepen op zee bij het vervoer van aardolie of andere chemische producten werden veroorzaakt, is het bewustzijn van het publiek en de politiek toegenomen. De voor de binnenscheepvaart geldende verordeningen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen bevatten tot nu toe geen criteria voor de gevaren voor het milieu en de gezondheid. Het bepalen van dergelijke criteria heeft de nodige tijd gekost; nu zijn deze in het Algemene Geharmoniseerde Classificatie- en Etiketteringssysteem (GHS) gedefinieerd. Voor vervoer in binnenvaarttankschepen gelden deze criteria bovenop de criteria voor vervoer over de weg (ADR) of over het spoor (RID).

Zo moet het vervoer van stoffen die voldoen aan de criteria voor de categorieën acute of chronische toxiciteit 1 (groep N1) in de toekomst in dubbelwandige tankschepen van het type C plaatsvinden. Voor stoffen die voldoen aan de criteria voor de categorieën chronische toxiciteit 2 of 3 (groep N2) zijn dubbelwandige tankschepen van het type N voorgeschreven. (Dit nieuwe schiptype N-dubbelwandig werd al ten tijde van ADNR 2007 ingevoerd.) Bovendien moeten ook stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, zoals kankerverwekkende, mutagene of repro-toxische stoffen (CMR) in tankschepen van het type N-dubbelwandig worden vervoerd, net als de zogenaamde floaters en sinkers (stoffen die op het wateroppervlak drijven of naar de bodem zakken). Gevolg is dat talrijke gevaarlijke, vloeibare stoffen, waaronder benzine en olie, waarvoor het vervoer tot nu toe in enkelwandige schepen van het type N mogelijk was, in de toekomst in dubbelwandige schepen moeten worden vervoerd.

Natuurlijk zal het ombouwen van de vloot van enkelwandig naar dubbelwandig de nodige tijd in beslag nemen, zodat passende overgangstermijnen moeten gelden, waarbij zowel rekening moet worden gehouden met het doel milieubescherming als de technische en economische mogelijkheden. Dergelijke overgangsbepalingen moeten in nauw overleg met het scheepvaartbedrijfsleven worden vastgesteld. Een fasering van drie stappen is overeengekomen. Voor enkelwandige schepen met een draagvermogen tot 1000 ton en voor bunker- en olieverwijderingsboten gelden speciale overgangsbepalingen.

Top