Wordingsgeschiedenis

Inleiding

Meer informatie over de geschiedenis van de Centrale Commissie vindt u in een aantal onderzoeken die wij op deze website hebben opgenomen (zie Documenten over de geschiedenis van de CCR).

Hier wordt een kort overzicht gegeven van de belangrijkste etappen in de ontwikkeling van de Commissie.

1804-1814

Voordat de Centrale Commissie formeel in 1815 werd ingesteld, waren er in de jaren ervoor al twee essentiële aspecten overeengekomen die zij rechtstreeks erfde :

  • de instelling van een internationale binnenvaartorganisatie,
  • het grondbeginsel van de vrije scheepvaart.

In uitvoering van het Algemene Rescript van de Rijksdeputatie van 25 februari 1803 werd op 15 oktober 1804 tussen het Franse Keizerrijk en het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie het Octrooiverdrag voor de Rijn gesloten. De tolheffingen op de Rijn werden opgeheven en vervangen door een zogenaamd “Rijnoctrooi”. In Mainz werd een internationaal secretariaat gevestigd dat de octrooien die de Rijnschippers moesten betalen, moest “centraliseren” om ze te kunnen gebruiken voor een verbetering van de bevaarbaarheid en van de trekpaden. Deze eerste internationale organisatie was ook bevoegd voor het regelen van geschillen over de heffing van octrooien.

Het Verdrag van Parijs van 30 mei 1814 voerde op de grote internationale Europese rivieren het beginsel van de vrije scheepvaart in.

1815-1831

De Centrale Commissie werd ingesteld door Bijlage 16 B van 24 maart 1815 van de Slotakte van het Congres van Wenen. Als zetel werd Mainz gekozen en de leden waren afgevaardigden uit de Rijnoeverstaten (in feite was deze Commissie een voortzetting van het secretariaat dat in het kader van het Rijnoctrooiverdrag was ingesteld).

De Slotakte van het Congres van Wenen bevestigde het beginsel van de vrije scheepvaart op de Rijn. De Centrale Commissie werd opgedragen voor de tenuitvoerlegging van dit beginsel een specifieke overeenkomst tot stand te brengen. De werkzaamheden duurden 15 jaar, maar uiteindelijk kwam op 31 maart 1831 het Verdrag van Mainz tot stand.

1831-1868

De Centrale Commissie speelt in deze periode een belangrijke rol in de coördinatie van de werkzaamheden voor de regulering van de Rijn, de geleidelijke verlaging van de octrooien, de invoering van verkeersvoorschriften en de bevordering van de Rijnvaart.

Zij functioneert als een “permanente diplomatieke conferentie”, die één keer per jaar bijeenkomt en de hooggeplaatste opdrachtgevers voorschriften voorstelt die daarna door de lidstaten moeten worden geratificeerd (Zo werd er bijvoorbeeld in 1838 een aanvullend artikel aangenomen over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn).

In 1860 werd de zetel van de Commissie verplaatst naar Mannheim.

1868-1918

In de Akte van Mannheim van 17 oktober 1868 werd het beginsel vastgelegd dat er op de Rijn geen rechten over de scheepvaart meer mochten worden geheven en de in de Centrale Commissie vertegenwoordigde lidstaten “gezamenlijk” voorschriften zouden kunnen aannemen (waarbij elk land echter het recht had zich tegen een besluit te kanten). De bevoegdheid van de Centrale Commissie om zich met alle aspecten bezig te houden die verband hielden met de “welvaart” van de Rijnvaart, werd bevestigd. Er werden gedetailleerde reglementen uitgewerkt om de Rijnvaart in tal van opzichten te regelen, zoals bijvoorbeeld voorschriften over patenten (protocol van 4 juni 1898), het vervoer van gevaarlijke goederen (1868), het politiereglement (1869), enz. De teksten werden regelmatig aangepast en moesten door de lidstaten in nationaal recht worden omgezet.

Politiek gezien speelde de Centrale Commissie vooral een rol als bilateraal Duits-Nederlands orgaan, omdat Frankrijk na het Verdrag van Frankfurt van 1871 geen lid meer was.

1919-1945

Het Verdrag van Versailles van 28 juni 1919 leidde tot een verstrekkende reorganisatie van de Centrale Commissie. De zetel werd naar Straatsburg verplaatst. Afgezien van de terugkeer van Frankrijk als lid, traden nu ook Zwitserland, België, het Verenigd Koninkrijk en Italië toe. De Commissie hield zich onder andere bezig met de kanalisatiewerkzaamheden in de Bovenrijn en de economische situatie in de Rijnvaart. Er werd jarenlang gewerkt aan een herziening van het Verdrag van Mannheim. Uiteindelijk leidden de werkzaamheden alleen tot een “modus vivendi”, en dus niet tot een verdrag dat door alle lidstaten werd geratificeerd. Met de Tweede Wereldoorlog in zicht, trokken Duitsland en Italië zich in 1936 officieel terug. Wel bleven de Duitse autoriteiten betrokken bij de herziening van het politiereglement en het reglement van onderzoek.

Tijdens de oorlog werd het secretariaat naar Grenoble overgeplaatst, waar het echter in 1940 alle activiteiten staakte.

1945-1980

De Centrale Commissie hervatte haar werkzaamheden op 20 november 1945, met een Amerikaanse, Belgische, Britse, Franse, Nederlandse en Zwitserse delegatie.

De Duitse delegatie keerde pas in 1950 terug. De Centrale Commissie ontplooide met veel dynamiek talrijke activiteiten om de scheepvaart in het Rijnstroomgebied weer op gang te brengen. Binnen de Centrale Commissie werd een groot aantal comités ingesteld. Er werd een “schipperspaspoort” ingevoerd en een kaart ter controle van de rantsoenering. Bij de werkzaamheden van de Centrale Commissie werden talrijke deskundigen betrokken en de rol van het secretariaat breidde zich geleidelijk uit.

In deze jaren houdt de Commissie zich vaak bezig met de vereenvoudiging van de douaneformaliteiten. Zij dringt er bij de militaire mogendheden op aan de legerbruggen te verwijderen, omdat deze de scheepvaart belemmeren. Er wordt een samenwerking met andere internationale organisaties gezocht, op de eerste plaats met de Hoge Autoriteit van de EGKS en daarna met de Europese Commissie. Er werden specifieke verdragen tot stand gebracht met betrekking tot de arbeidsomstandigheden en sociale bescherming van Rijnschippers.

1980-2010

Deze laatste jaren zijn voor de Centrale Commissie een periode die gekenmerkt wordt door de voortschrijdende Europese integratie. Voor talrijke problemen die jarenlang speelden, worden oplossingen gevonden (douanerechten, enz.). De beginselen en regels die voor de Rijnvaart gelden, worden stap voor stap elders overgenomen en in verschillende vormen tot de gehele Europese binnenvaart uitgebreid. De Rijn maakt deel uit van een groter Europees netwerk van waterwegen, maar is nog steeds de waterweg die het verst ontwikkeld is en waar de meeste scheepvaartactiviteiten plaatsvinden. De Centrale Commissie houdt zich steeds meer bezig met onderwerpen die niet alleen voor de Rijn, maar voor de gehele Europese binnenvaart van belang zijn. De samenwerking met de Europese Unie wordt steeds intensiever. Het Verenigd Koninkrijk trekt zich in 1993 terug, maar de Centrale Commissie neemt, met name uit het Donaustroomgebied, een groot aantal “waarnemerstaten” in haar midden op.