04.12.2014
Mevrouw Katarína Koleničková, hoofd van de binnenvaartafdeling van het Tsjechische ministerie van Vervoer, en de heer Viorel Olea, directeur scheepvaartaangelegenheden van het Roemeense ministerie van Vervoer hebben samen met de secretaris-generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in aansluiting op de plenaire zitting van de CCR een administratieve overeenkomst ondertekend voor de wederzijdse erkenning van de aan een school verworven beroepskwalificatie matroos.
Aan de hand van de competentietabellen van PLATINA is een vergelijking gemaakt tussen de erkende scholen van de CCR-lidstaten en de schippersscholen in Děčín (Tsjechische Republiek) en CERONAV (Roemenië). Daarbij is vastgesteld dat de beroepsvaardigheden die in deze scholen worden opgedaan, equivalent zijn aan die van de Rijnoeverstaten, zodat deze twee pilootprojecten met succes konden worden afgerond. Het bevestigt tevens dat een benadering die gebaseerd is op de vaardigheden die nodig zijn om het beroep van matroos uit te oefenen, zinvol is. Er is met klem op gewezen dat ervaring in de praktijk onontbeerlijk is en de cursussen zullen daarom voortaan minstens 90 dagen vaartijd omvatten.
Dit betekent dat leerlingen van de schippersschool in Děčín (Tsjechische Republiek) vanaf 1 december 2015 met hun matrozendiploma op de Rijn zullen mogen gaan varen. De erkenning geldt voor de opleidingen die in september 2014 of daarna van start zijn gegaan. Voor de matrozen die de opleiding van september 2009 tot en met augustus 2014 hebben gevolgd, geldt de erkenning voor zover zij een vaartijd van ten minste 180 dagen kunnen aantonen. De Tsjechische Republiek had de matrozenopleidingen van de Rijnoeverstaten al eerder erkend.
Vanaf dezelfde datum zullen ook de matrozen die vanaf januari 2015 de opleiding aan de CERONAV-school (Roemenië) hebben gevolgd en ten minste 18 jaar zijn, op de Rijn als matroos aan de slag kunnen gaan. Roemenië heeft aangekondigd dat de wetgeving die nodig is om de matrozenopleidingen van de Rijnoeverstaten te erkennen, voor 30 november 2015 tot stand zal worden gebracht.
Deze erkenningen vormen de afronding van het proces van wederzijdse erkenningen van vaarbewijzen en dienstboekjes dat de afgelopen jaren door de CCR en zeven waarnemersstaten bij de CCR op gang werd gebracht (Bulgarije, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek). Het proces vormt een belangrijke stap om de toegang tot de arbeidsmarkt in de binnenvaart te vergemakkelijken.
De CCR en haar partnerlanden laten hiermee zien dat zij het behoud van een hoge veiligheid in de binnenvaart hoog in het vaandel hebben staan. Meer duidelijkheid over de vereiste vaardigheden draagt bovendien bij aan een verhoging van de attractiviteit van binnenvaartberoepen. Om te komen tot gemeenschappelijke standaarden wordt er nauw samengewerkt met de Europese Commissie, met netwerken van deskundigen zoals EDINNA, alsook met de sociale partners. Deze activiteiten sluiten naadloos aan bij het strategische doel van de Visie 2018, “Modernisatie van de opleidingen en beroepskwalificaties van binnenvaartpersoneel” en de tenuitvoerlegging van het NAÏADES II-programma (2014-2020) dat tot doel heeft voldoende arbeidskrachten op de markt te waarborgen en op Europees vlak meer harmonisatie te bereiken.